Toch werkt Andreae niet in een voor de hand liggende stripverhaalvorm, maar hanteert een soort middeleeuwse beeldopbouw waarbij de achtereen plaatsvindende gebeurtenissen als een lint over het beeldoppervlak liggen gespreid. Elk onderdeel van het verhaal betekent iets. Vaak zegt het iets over de opvatting van de kunstenaar, maar soms verwijzen de elementen ook formeel of inhoudelijk naar elkaar. Lange en complexe ketens van informatiedragers ontstaan dan, die vaak zo lang en zo complex zijn dat de beschouwer/puzzelaar meer dan eens de draad kwijt raakt. Opvallend naast de aaneenschakeling van persoonlijke symbolen is de verwijzing naar andere tijden en kunstenaars. Een verwijzing naar een Middeleeuwse beeldopbouw wordt vaak afgewisseld met een beeldopbouw, die door overzichtelijkheid en koelheid doet denken aan schilderijen uit de Italiaanse Renaissance. De koele architectuur en perspectieftrucs verwijzen daar ook al naar, maar daarnaast naar het werk van Maurits Escher. Een moralistische drang lijkt Andreae gemeenschappelijk te hebben met de 17de-eeuwse Nederlandse schilderende moraalpredikers. (…) Het magisch realisme komt hier en daar om de hoek kijken, wanneer de symboliek té persoonlijk en té zwaar op de hand wordt. (…) Extra jammer is daarom dat door de overdaad aan symboliek het werk nogal ontoegankelijk dreigt te worden …
JAN WESSELS – ‘Zware symboliek in knappe tekeningen’, Nieuwsblad v/h Noorden, 1980